Interview Fred Willemssen, biologische kweker Puur Origine

Interview Fred Willemssen, biologische kweker Puur Origine

De naam Puur Origine verraadt precies waar de biologische kweker Fred Willemssen voor staat. ‘We telen met bijna geen hulpmiddelen en we gaan terug naar de basis’, zegt de eigenaar van de biologische kwekerij in Grubbenvorst.

In 2012 heeft Willemssen de biologische kwekerij Vollenberg overgenomen. “Ik wilde de overstap naar biologisch maken. Daar had ik meer interesse voor en zin in, dan zelf te beginnen op een nieuwe locatie van een gangbare tuinder.” De percelen die hij al had om om te schakelen konden aan het bedrijf in Grubbenvorst worden toegevoegd.

Menselijke maat
Inmiddels is dat bedrijf, gespecialiseerd in witlof en paksoi, uitgegroeid tot een bedrijf met zo’n 70 hectare tuinbouw met dubbelteelten. Inmiddels is de teelt ook aanzienlijk uitgebreid met bladspinazie, tafelaardappelen, flespompoenen, verschillende soorten sla, boerenkool en Chinese kool. “We zijn niet klein, maar ook niet overdreven groot. De menselijke maat is nog aanwezig hier”, vindt de teler. “En de relatie met klanten.”

Diep dal
Volgens hem kun je echt boer en teler zijn als je biologisch bent, maar zijn het niet allemaal succesverhalen. “Er loopt niet iemand op het land die zegt wat je moet spuiten. Ik heb met deze teelten 0 keer gespoten. De bodem is onze basis. Wij zijn vaak door een diep dal gegaan.” Willemssen geeft aan dat de meeste teelt in het begin geld kost, zoals het omschakelen naar biologisch qua grond. “Ook betaal je helaas meer geld om passende, correcte afnemers te vinden. Je moet dingen leren. En nog af en toe. Ook het weer is een uitdaging.”

Noodmiddel
De teler is van mening dat veel draait om vakmanschap. Hij ziet verschil in waar de gangbare boeren mee te maken krijgen en de biologische. “In de gangbare sector klopten ze in 2018 aan bij de overheid voor een noodmiddel voor prei. Het was namelijk niet te halen. Biologische teler met een andere benadering lukt het ook niet altijd, maar het lukte ons wel met de prei.”

In sommige gevallen kunnen gangbare boeren volgens Willemssen makkelijker ergens op terugvallen. “Als je gangbaar bent, niet oneerbiedig bedoeld, kun je 100 hectare bieten telen. Grond kun je pachten. Je belt een loonwerker op en die zou kunnen ploegen, zaaien, spuiten en rooien. Dat valt allemaal te regelen. Als biologische boer heb je bijzondere apparatuur die anderen niet hebben. Wat vandaag links is, is morgen rechts.”

Afzet en kosten
Ook qua afzet merkt hij dat het lastig kan zijn. “De witlofconsumptie is verminderd en de afzet aan het dalen. Binnen gangbaar gaat het slecht vernam ik. In de bio is het lastiger. Het is wel wat makkelijker omdat de klant hier specifiek voor heeft gekozen en wil blijven voor wat wij doen.” Met name in het buitenland is de vraag verminderd. “Ze zijn zelfvoorzienend geworden en de transportkosten zijn toegenomen.” Zelf heeft de teler ook te maken met stijgende kosten. “Die rijzen enorm de pan uit, zoals de kosten voor energie, turf en personeel voor witlof vooral. In een paar jaar tijd zijn veel telers gestopt door pensioen en het wegblijven van afzet. Het geeft aan wat er aan de hand is. Dat maakt het niet makkelijker en beter. Ik had gedacht dat er wat ruimte vrij zou komen voor biologische witlof, maar dat is niet zo.”

Zelf wiel uitvinden
Ondanks de tegenslagen en lastige omstandigheden loont het biologisch telen, geeft Willemssen aan. “Alleen de afzet is de grootste uitdaging. Het heeft enorm veel geld gekost. We moeten meer erop zitten om klanten te vinden en te veroveren.” Hij geeft dan ook mee: ‘Bezint eert gij begint’.  “Als de afzet er niet is of verandert, dan is het niemand aan te raden.” Spijt dat hij biologisch is gaan werken heeft hij nooit gehad. “Het heeft niet met geld te maken. Het is vooral de manier van werken, menselijke maat, maar ook om van klanten veel positieve verhalen te horen. We laten zien dat het wel kan. Er wordt wel eens gezegd: kan niet, maar het kan wel. We spuiten niks. We hebben één keer met een biologisch middel gespoten. We moeten zelf het wiel uitvinden. Er komt geen enkele adviseur. Het is ook per teelt en perceel afhankelijk wat nodig is. Met vallen en opstaan zijn we zover gekomen.”

Nieuwe loods
Inmiddels staat er in Sevenum een nieuwe loods. “De percelen liggen best ver uit elkaar, zo’n 8 kilometer van de witlofkwekerij.” Willemssen vroeg zich af hoe alles efficiënter kon. “In de hete zomers is het vooral handig. Nu hebben we ook een duidelijke bedrijfssplitsing. Tijdens het vollegrondsseizoen is het drukker in Sevenum en in het winterseizoen is er meer te doen in Grubbenvorst.” De producten van het land worden naar de loods gebracht. “Verder doen we daar spinazie sorteren en verpakken. En sinds een paar jaar slaatjes verpakken in afbreekbare folie. Dat neemt enorm toe. Dat houdt bij ons in één pallet meer per klant. Het is een kleine wereld. Het komt vooral omdat het geen makkelijke teelten zijn. We proberen ons te onderscheiden.”

De teler is niet van plan om groter te worden. “Groter in afzet en bouwplan is soms makkelijker om daadkrachtig te werken. We zullen zelf groei moeten doormaken door dingen efficiënter te kunnen doen. Met klanten komt verdere groei. Een samenwerking met andere telers zie ik gebeuren. Zo kun je samen de klandizie indelen. Klanten die ik bedien en die meer willen, kan ik dan een andere teler aanbieden. Met de groei zie ik ook kansen liggen voor andere telers. Als ze net inschakelen, dan hebben ze iets. Ze kunnen dan in de afzetwereld proeven. Dat is makkelijker om het te laten lukken.”