Terugblik | Masterclass 5

Terugblik | Masterclass 5

Een belangrijke, steeds terugkerende vraag tijdens de eerste vier masterclasses over de bodem, was: hoe kunnen we op onze percelen een uitspraak doen over het functioneren van het bodemleven? Maar ook: hoe kunnen we het bodemleven behouden of zelfs verbeteren? Tijdens de vijfde masterclass, die plaatsvond op donderdag 7 november, werd geprobeerd deze vragen in de praktijk te beantwoorden.

Door middel van een profielkuil werd gekeken naar de bouwvoordikte, de bewortelingsdiepte, de aanwezigheid van onverteerde organische delen en de kleuren van de bodem. Ook werd gezocht naar bodemleven, zoals wormen. Daarnaast hebben de deelnemers de structuur van de grond beoordeeld. Conclusie was dat de bodem van het perceel ruim voldoende beoordeeld kon worden op alle onderdelen, wat een goed uitgangspunt is voor een goed functionerend bodemleven.

Na de beoordeling gingen de deelnemers binnen verder kijken naar het praktijkperceel. Het bodemleven heeft voedsel nodig, bestaande uit vers organisch materiaal. Een organische stofbalans kan meer duidelijkheid geven in de vraag of er op een perceel voldoende vers organisch materiaal aanwezig is. Op het praktijkperceel wordt een bouwplanrotatie gehanteerd, waarin grasland een plaats heeft en waarin veel aandacht wordt gegeven aan organische stofaanvoer in de vorm van compost, groenbemesters, rundveedrijfmest en vaste rundveemest. De organische stofbalans van dit perceel was dan ook ruim positief.

Er werd eveneens gekeken naar een voedselwebonderzoek. Dit onderzoek vertelt iets over de hoeveelheid aanwezige bacteriën, schimmels en de ratio tussen deze twee. Middels de dikte van de schimmeldraden kan een uitspraak gedaan worden over de ziektewerendheid van de aanwezige schimmels. Ook geeft het onderzoek inzicht in de soorten aanwezige aaltjes. Aan de hand van dit onderzoek concludeerden de deelnemers dat de bacterie-schimmelverhouding te laag was, omdat er te weinig schimmels aanwezig waren. Daarnaast viel het aantal gevonden aaltjes tegen en was de verdeling vrij eenzijdig.

De laatste stap was het samenvoegen van de opgedane kennis en het formuleren van een plan van aanpak. Conclusie van de groep was dat de bodem van het praktijkperceel wat betreft structuur, opbouw en bewortelingsdiepte prima in orde was. Ook de organische stofbalans was positief. Het bodemleven, met name de schimmels, zou een verbeterpunt kunnen zijn voor dit perceel. Het advies vanuit de deelnemers was om tragere organische stof aan te voeren, bijvoorbeeld minder drijfmest en meer stro houdende vaste mest.

Veel kennis met betrekking tot het bodemleven staat nog in de kinderschoenen. Dankzij Marjoleine Hanegraaf van Wageningen University Research (WUR) en de inzet en interesse van de deelnemers, heeft de groep middels een benadering in de vorm van een drietrapsraket het bodemleven, voor zover dat op dit moment mogelijk is, beoordeeld en een advies kunnen vormen. Samengevat een zeer interessante en geslaagde vijfde masterclass.

Download de volgende bestanden: