Nieuws | ‘Biologisch boeren groeit in Nederland veel te langzaam, maar de boeren willen wel’

Nieuws | ‘Biologisch boeren groeit in Nederland veel te langzaam, maar de boeren willen wel’

Heel langzaam groeit de biologische landbouw in Nederland. In bijna twintig jaar is het aantal hectare waar dit type wordt toegepast, gestegen met slechts 1 procentpunt naar 3 procent van de totale landbouwgrond. Vergeleken met andere ­Europese landen blijft de groei in Nederland sterk achter. In Frankrijk bijvoorbeeld was in 2019, de meeste recente cijfers, 7 procent van de landbouwgrond biologisch en in Duitsland 9 procent.

De Europese Commissie lanceerde een jaar geleden de Farm-to-Fork-strategie als ­onderdeel van een reeks groene maatregelen. In 2030 moet 25 procent van de landbouw biologisch zijn, formuleerde de Nederlandse commissaris Frans Timmermans. ‘We hebben een collectieve verantwoordelijkheid om boeren een betere toekomst te geven, waarbij ze de balans met de natuurlijke omgeving kunnen herstellen en tegelijkertijd voedselzekerheid kunnen garanderen voor iedereen’, zei hij daarover in Trouw.

Die enorme stap is in Nederland moeilijk te realiseren, zeggen deskundigen en betrokkenen. ‘Een ambitieus doel en niet erg realistisch’, meent Han Wiskerke, hoogleraar rurale sociologie aan de Wageningen Universiteit. ‘Dat wordt heel spannend. De vraag is of het de bedoeling is om in Europa gemiddeld op 25 procent uit te komen of dat ieder land 25 procent van zijn areaal biologisch moet maken’, voegt Bas Rüter, directeur duurzaamheid bij Rabobank, daar aan toe. Liesbeth Soer van Triodos Regenerative Money Centre ziet ook nogal wat problemen, maar concludeert: ‘Als we het willen, kan het.’

Biologisch boeren blijft in Nederland achter door onder meer de hoge grondprijs en de lage prijs die de producten opleveren. Wiskerke: ‘Het Nederlandse landbouwsysteem is van oudsher gericht op een lage kostprijs en een hoge productie. Nederlandse boeren zijn minder gericht op het leveren van producten met een onderscheidende kwaliteit. Daarnaast zijn ­Nederlandse consumenten niet bereid om extra te betalen voor biologische voeding. In andere landen heeft de consument meer binding met lokaal voedsel. Daar bestaat een eetcultuur en daarom is de consument bereid een hogere prijs te betalen voor goed eten. Dat bewustzijn is er in Nederland veel minder.’

‘Wij zijn in Nederland in het algemeen koopjesjagers terwijl men in andere landen de smaak van voeding belangrijker vindt’, constateert ook Rüter. ‘Bovendien is de prijs van grond in Nederland hoog. Dat is ­ongunstig voor de biologische landbouw, want die gebruikt de grond extensief voor koeien of gewassen en heeft daarom veel hectares nodig. Dan valt het niet mee om een bedrijf rendabel te maken.’

Ook Soer noemt de hoge grondprijs als een belangrijke belemmering voor omschakeling naar biologische landbouw. ‘Wie geld wil lenen bij de bank, moet 30 procent eigen vermogen meenemen. Koop je grond in bijvoorbeeld Zeewolde, de Flevopolder, dan ben je 140.000 euro per hectare kwijt. Voor 50 hectare is 7 miljoen nodig, waarvan ruim 2 miljoen eigen geld. Dat is voor een boer normaal gesproken niet te doen.’

Boeren willen wel

Triodos Regenerative Money Centre, waar Soer werkt, beoogt hulp te bieden aan organisaties die willen veranderen. Een voorbeeld is de ondersteuning van Triodos bij de oprichting van de organisatie Aardpeer, waar burgers geld kunnen inleggen zodat grond kan worden aangekocht en verpacht aan boeren voor biologische landbouw. ‘Boeren willen wel’, zegt Soer. ‘Toen wij ­afgelopen winter met Aardpeer begonnen, meldden zich binnen drie weken 74 boeren. Burgers willen ook. De overheid zou deze initiatieven meer kunnen stimuleren. Als we daarover praten op het ministerie, horen wij vaak dat ze erover gaan nadenken. Daar kan je niet te lang mee doorgaan. De tijd ­begint op te raken.’

Hoogleraar Wiskerke ziet het plan van Timmermans vooral als een oproep om haast te maken met veranderen van de landbouw. Dat kan ook op andere manieren dan biologisch, zegt hij. ‘Laten we ons niet blindstaren op biologisch. Er zijn ook andere vormen van duurzame landbouw.’ Rüter van de Rabobank sluit zich daarbij aan. ‘De vraag is of je andere vormen van landbouw die een vergelijkbare prestatie leveren voor het klimaat en biodiversiteit, moet meetellen. Boeren met waterberging of met agrarisch natuurbeheer leveren ook een bijdrage.’ Soer noemt het voorbeeld van ‘regeneratieve landbouw’, die zich richt op herstel van een gezonde vruchtbare bodem. Daarvoor zijn in Nederland nog geen standaarden, maar duidelijk is dat deze vorm bijdraagt aan biodiversiteit.

Wiskerke snapt wel dat de Europese Commissie specifiek de biologische landbouw noemt. ‘Het is de enige vorm van landbouw met een certificaat en duidelijke criteria. Dat wordt ook gecontroleerd.’ Het biedt duidelijkheid aan de consument. Die weet onder welke omstandigheden producten zijn geproduceerd omdat er bijvoorbeeld een Eko- of een Demeter-keurmerk (biologisch-dynamisch) op staat. ‘Maar het is niet de enige route naar een ander landbouwsysteem. Het gaat om het doel, niet om het middel.’

Eerlijke prijs

Ondanks de scepsis over 25 procent biologische landbouw in 2030 voorziet Rüter de komende jaren groei. ‘Gelukkig snapt de burger steeds meer dat biologisch belangrijk is. Vijf jaar geleden hadden we het nog niet zo vaak over het klimaat en duurzaamheid. Nu moet dat nog vaker tot uitdrukking komen bij de kassa, zodat biologische producten meer worden verkocht. Als de verkoop stijgt, komen er meer mogelijkheden voor biologische boeren.’

‘Verder moet er een eerlijke prijs voor producten worden betaald’, zegt de Rabobank-directeur. ‘Positieve en negatieve ­effecten die samenhangen met het productieproces bij de boer, moeten in de prijs worden meegenomen. Heb je minder uitstoot van broeikasgassen of stikstof, dan moet je daarvoor beloond worden, zodat de prijs van je producten niet hoger hoeft te zijn. Boeren die hun koeien de wei insturen, krijgen al meer geld. Dat geldt ook voor biologische melk, maar het kan nog beter en wij praten daar vaak over met boerenorganisaties, de industrie en de handel.’

Kan Rabobank meer doen? Rüter: ‘We doen al veel. Wij verstrekken 70 procent van de kredieten in de biologische sector. Boeren die investeren in duurzaamheid en biodiversiteit, krijgen tot een half procent korting op de rente. Zij willen graag investeren, maar de overheid moet duidelijke regels stellen. Een subsidie voor agrarisch natuurbeheer voor zes jaar is te kort. Dat moet een toezegging zijn voor zeker twaalf jaar.’

Han Wiskerke vindt dat banken moed moeten tonen. ‘Banken kunnen heel goed doorrekenen wat een nieuwe stal met vijftig extra koeien oplevert, maar zij zien vaak niet wat verbreding van een boerenbedrijf oplevert en zijn huiverig om daarvoor kredieten te verstrekken. Terwijl er toch al heel veel bedrijven zijn die laten zien dat een boerderijwinkel of omschakelen naar biologische landbouw geld oplevert.’

In maart kwam de Europese Commissie met een vervolg op Farm-to-Fork en de oproep aan lidstaten een plan te maken voor biologische landbouw. Bionext, de organisatie van de biologische sector, de Universiteit Wageningen en onderzoekers van het Louis Bolk Instituut riepen deze week het ministerie van landbouw en het nieuwe kabinet op om een programma te maken voor ­onderzoek naar de biologische sector. Als dat er is, kan gebruik worden gemaakt van geld uit Brussel.

De overheid zou nog meer kunnen doen, zegt Wiskerke. ‘Je zou kunnen denken aan afschaffing van btw op biologisch voedsel. Verder zijn bijvoorbeeld in de Zweedse stad Malmö alle maaltijden die door de overheid worden betaald, biologisch. Het gaat om eten in kantines van overheidsorganisaties, op scholen en in ziekenhuizen. De Deense overheid is ook heel actief. Hier en daar in het buitenland krijgen kinderen les over de herkomst van voedsel en gezond eten. Dat gebeurt in Nederland niet of nauwelijks.’

Duidelijkheid

Rüter, Soer en Wiskerke pleiten voor een toekomstplan voor duurzame landbouw. ‘Boeren hebben behoefte aan duidelijkheid’, zegt Rüter van de Rabobank. De Wageningse hoogleraar Wiskerke: ‘In 2015 verdween het quotum op de melkproductie en konden boeren volop uitbreiden. Daarna kwamen de fosfaatregels en moest het aantal koeien weer omlaag, dat treft ook biologische boeren die het fosfaat in balans hebben. Nu hebben we de stikstofcrisis. Het huidige kabinet wil toe naar kringlooplandbouw, maar daar is ondertussen weinig van terechtgekomen, terwijl er een antwoord nodig is op de vraag wat wij willen met de relatie tussen de stad en platteland, de landbouw en natuur en gezond eten.’

‘Er is behoefte aan een integraal plan’, zegt Soer. ‘Je kunt niet het omschakelen naar biologische landbouw stimuleren zonder iets te doen aan de hoge grondprijzen. Wat is het perspectief voor de boer? Van de boeren van 55 jaar en ouder heeft 60 procent geen opvolger. Het is belangrijk dat iedereen samenwerkt aan een oplossing. Daarvoor is daadkracht nodig. Dat is lastig, want de politiek is versnipperd en dat geldt ook voor de samenleving. Er zijn veel belangen. Maar als iedereen wil, kunnen we veel bereiken.’

Bron: Trouw (7 mei 2021)